FAQ   KOSTEN

JustWatch

 
 

Het goede nieuws : dit onderwerp is NIET toepasselijk bij ‘minnelijke schikking’, want die brengt geen enkele gerechtskost met zich mee.

De  hierna besproken ‘kosten’ betreffen enkel een procedure.


Hoeveel kosten brengt een “doodgewone” procedure (bijvoorbeeld voor facturen van elektriciteit, gas of water) met zich mee ?

Voor een gemiddelde factuur van 651 euro in 84 procedures op 3 zittingen tussen 13 en 20 oktober 2009 werd de concrete minimum gerechtskost (dagvaarding en rechtsplegingsvergoeding) berekend op 248 euro, dus een verhoging met 38 % (van 651 naar 900 euro). Voor de berekening, klik hier .

Dit illustreert uiteraard het belang van een poging tot minnelijke schikking (die ook afbetalingsmogelijkheden toelaat) in het kader van een klantvriendelijk beleid, en de armoede- bestrijding.


Wat is een ‘rolrecht ?

Het rolrecht is (in een vredegerecht) de €40 (verhoogd in 2012, en €50 vanaf 01 02 2019 ) die de vragende partij in de griffie betaalt om een procedure op te starten (bv. onderhoudsgeld, huur...).

Dit bedrag wordt in het vonnis opgenomen als “gerechtskost”, die dan ten laste komt van de in het ongelijk gestelde partij:

- de vragende partij (“aanlegger”, “eiser”) die dit bedrag voorschoot (*) én in het gelijk wordt gesteld, dient het dus terug te krijgen van de opgeroepene (“verweerder”) die veroordeeld werd;

indien de procedure afgewezen werd, blijft dit dus een verliespost van de vragende partij.

Het nieuw tarief van rolrechten, door minister Koen Geens in februari 2015 voorgesteld vindt u op deze link hier.

Ondertussen was ingevolge het arrest 13/2017 van het Grondwettelijk Hof het oude tarief opnieuw van toepassing: lees er alles over via deze link hier.

(*) Ingevolge een nieuwe hervorming van minister Koen Geens zal het rolrecht niet meer moeten voorgeschoten worden, maar slechts op het einde van de procedure aangerekend worden: zie de persmededeling hier.

Vanaf 01 02 2019 is er overigens ook een nieuw tarief van de rolrechten: €50 voor het vredegerecht (gelijk voor algemene rol, verzoekschriften of kortgeding), €50 voor REA en ondernemingsrechtbank, €400 voor hof van berpe en €650 voor Hof van Cassatie (zie wet 14 10 2018)

.

Wat is een ‘dagvaardingskost’ ?

Een dagvaarding betreft eveneens een kost die de vragende partij aan  de gerechtsdeurwaarder voorschiet om een procedure op te starten.

Ook deze gerechtskost wordt gerecupereerd van de verliezende partij, in het geval de vraag (“de vordering”,  “de eis”) wordt ingewilligd.

Deze kost is een samenstelling van diverse posten, wettelijk  bepaald (o.m. ook verplaatsingkosten), en wordt meestal op het einde van een exploot (“brief”) van dagvaarding in detail vermeld.

Wat uitleg om een dagvaarding “te leren lezen” en dus te begrijpen, vindt U hier .


Wat is een “rechtsplegingsvergoeding” (afgekort RPV) ?

De rechtsplegingsvergoeding is een forfaitaire vergoeding, waartoe een (soms ook deels) in het ongelijk gestelde partij veroordeeld wordt om te betalen aan de in het gelijk gestelde partij, die een beroep heeft gedaan op een advocaat, en dit bovenop andere gerechtskosten (rolrecht, dagvaarding...).

Wie riskeert daartoe veroordeeld te worden (bijvoorbeeld wie enkel afbetalingsfaciliteiten komt vragen) , kan bij de behandeling  van zijn zaak aan de vrederechter vragen dat het bedrag van deze rechtsplegingsvergoeding zou verminderd worden (tot het minimum), en dit volgens criteria bij wet en K.B. bepaald (o.a. eenvoud van de zaak, financiële toestand....)

Het verschil tussen het gewone bedrag (“basisbedrag”) van een rechtsplegingsvergoeding en het minimum ervan, kan hoog oplopen: in heel wat huurzaken is het basisbedrag 1200 € (thans geïndexeerd 1.320 €), en het minimum slechts 75€ (thans geïndexeerd 82,50 €) .

Een rechtsplegingsvergoeding kan in gecompliceerde zaken ook op vraag van een procespartij verhoogd worden boven het basisbedrag, tot een wettelijk bepaald maximum: ook daarover oordeelt de rechter in het eindvonnis.

De “tarieven” van de rechtsplegingsvergoeding zijn geregeld door het K.B. van 26 10 2007 (B.S. 09 11 2007). U vindt die ondertussen geïndexeerde bedragen hier via deze link.


Eerste reparatiewet inzake de RPV (Wet 22.12.2008, B.S. 12.01.2009): de vermindering van de RPV kan toegepast worden na “ondervraging” door de rechter. Die interpellatie wordt echter niet “ambtshalve” voorzien of verplicht. De vrederechter als “souffleur”... ;-). De vrederechter meent dat hij deze taak niet heeft tegenover advocaten: de zitting is geen bijscholing met punten...


Tweede reparatiewet inzake de RPV (Wet 21.02.2010, B.S. 11.03.2010) : minimum RPV bij vervulling van volgende voorwaarden (1) niet betwisting of loutere vraag om afbetaling en (2) alle verweerders aanwezig op (3) de inleidingszitting (zie de info via Legal World hier ).


Reparatierechtspraak: verweerders in persoon die principiële betwisting laten gelden, worden verondersteld dan ook ondergeschikt “impliciet” de kosten te betwisten, en dus minstens de begroting van de RPV (Vred. Roeselare 02.10.2008, R.W. 2008/09, 1191), zie de FAQ pagina ‘rechtspraak, waar u de publicatielijst vindt: ga vervolgens naar trefwoord 5 daarin .

In gelijkaardige rechtspraak van (ere-)vrederechter Nolf werd de RPV niet toepasselijk geacht o.m. bij herschikking consumentenkrediet, voorlopige bewindvoering, opname ter observatie van geesteszieken...


Voor statistische gegevens over (ook) dit item, klik hier .

Kosten

“Recht spreken kan het verhaal worden waardoor de rechter mens wordt, en de mensen menselijker maakt. Daar wortelt zijn vrijheid, en zijn verantwoordelijkheid.” (*)

G. Rommel, vrederechter St. Gillis B.