Buitengerechtelijke bescherming

JustWatch

 
 

TOELICHTING BIJ MODELCONTRACT VAN PLAATSVERTROUWING (= LASTGEVING / VOORZORGVOLMACHT) IN 10 ARTIKELEN (in de versie enkel bedoeld voor materiële zaken)


U vindt een voorbeeld van dergelijke overeenkomst

van voorzorgvolmacht of  van ‘plaatsvertrouwing’

volgens art. 490 e.v. BW op de pagina’s 121 - 141 van

mijn nieuwste boek

‘Praktijkgids voor kwetsbaren in het recht.

Stappenplan voor rechtsbescherming vanaf 2019’

(verschenen bij INNI Publishers in 2019, prijs 25 euro).


Vermits het hier in de artikelen 1 - 10 van de ‘modeltekst’ enkel

gaat om een voorbeeld van  ‘onderhandse’

(dus niet notariële) overeenkomst, is het niet mogelijk in dat

kader volmachten in te bouwen voor verkoop van onroerend goed

of schenkingen, of wijzigingen van huwelijkscontract of

samenlevingscontract.


Het gaat dus om de eenvoudigste vorm van ‘voorzorgvolmacht’ of ‘plaatsvertrouwing’ teneinde gerechtelijke bewindvoering te voorkomen wanneer U al dan niet tijdelijk wilsonbekwaam wordt ingevolge ongeval of ziekte.


ENKELE OPMERKINGEN EN SUGGESTIES BIJ HET GEBRUIK OF AANPASSEN VAN DIT MODELCONTRACT


In het boek ‘Praktijkgids voor kwetsbaren in het recht’ overloop ik de ‘strategische opties’ die in dat model van overeenkomst zitten, maar aangepast kunnen worden.

Hierna enkele voorbeelden.

In de volgorde van de 1 – 10 genummerde artikels van dat model van overeenkomst van ‘plaatsvertrouwing’ moet u minstens rekening te houden met het volgende :


  1. (1)Dit eerste artikel stelt het principe en duidt het gebruik van de juridische termen: op die manier is er geen enkele twijfel over dat het contract wel degelijk de buitengerechtelijke bescherming bedoelt.

Tip A voor alinea 1: het is ook mogelijk de overeenkomst onmiddellijk in werking te laten treden. Dit houdt simultane feitelijke handelingsbekwaamheid van plaatsvertrouwer en plaatsvertrouwde in. Het contract van plaatsvertrouwing raakt overigens in principe nooit aan de principiële juridische bekwaamheid van de plaatsvertrouwer.


Tip B voor alinea 1 : maak de inwerkingtreding van het lastgeving NIET afhankelijk van een wilsonbekwaamheid in de zin van art. 492/5 BW want dit kan grote uitvoeringsproblemen geven, zelfs wanneer de daar bedoelde lijst bij K.B. zou gepubliceerd worden  (UPDATE: wat zelfs niet eens meer in het vooruitzicht gesteld wordt: lees daarover de Law Blog van 31 01 2018 ‘Lastige Lastgevingen’ ).

Zie daarover ook de slide uit mijn opleidingen:






















Tip C voor alinea 2: uiteraard is ook een college van deskundigen mogelijk. Vermeld nooit een specifieke naam van een arts, want die kan ondertussen al onbeschikbaar zijn wanneer diens tussenkomst noodzakelijk wordt. . Vermijd een clausule waarbij de vrederechter over de feitelijke wilsongeschiktheid zijn oordeel zou vellen, want dan ‘besmet’ u de buitengerechtelijke bescherming met een gerechtelijke tussenkomst en ‘inviteer’ je het risico van een bewindvoering.


  1. (2)Dit tweede artikel bevestigt het systeem van de buitengerechtelijke bescherming. Uitsluitend indien derden dit niet respecteren en de uitvoering van de buitengerechtelijke bescherming blijven blokkeren, dient de ‘dienstbelprocedure’ toegepast. Ga niet nodeloos ‘preventief’ naar de vrederechter !

Weliswaar verdedigde vrederechter K. Rotthier de stelling dat een notaris, bij optreden van een lasthebber (binnen het kader van de buitengerechtelijke bescherming) voor een wilsonbekwame lastgever, “de lasthebber er op moeten wijzen dat deze de uitvoerbaarverklaring van de lastgeving moet vragen aan de vrederechter” (Not. Fisc. M. 2013, 188). Zoals ik reeds aanstipte in het handboek ‘Kwetsbaren in het nieuwe recht’ (p. 48 - 51) is dit onjuist. Zoals ook S. Mosselmans verdedigt: “Vrederechterlijke tussenkomst is derhalve niet vereist opdat de buitengerechtelijke bescherming zou aanvangen. De lasthebber put zijn bevoegdheid uit de lastgevingsovereenkomst en de wet. De wetgever beoogt hiermee een geruisloze ingang van de buitengerechtelijke lastgeving” (T. Fam. 2014, 67).


  1. (3)Dit derde artikel herneemt de wettelijke regel van art. 490/1 §3 BW: derden ter goeder trouw, moeten de beoordeling van de lasthebber (plaatsvertrouwde) omtrent de onbekwaamheid van de lastgever (plaatsvertrouwer) aanvaarden.


  1. (4)Dit vierde artikel is een extreme noodoplossing zonder enige juridische garantie: de rechtsleer neemt immers aan dat ook de registratie door een andere persoon dan de plaatsvertrouwer enkel kan gebeuren op een moment dat de lastgever nog wilsbekwaam is. Het veiligste is dat de plaatsvertrouwer zelf onmiddellijk voor de registratie van het contract zorgt via het vredegerecht.

Toelichting bij deze discussie: art. 490/1, §1, eerste lid BW voorziet dat de plaatsvertrouwing niet eindigt wanneer de plaatsvertrouwer feitelijk wilsonbekwaam wordt (nl. de toestand als bedoeld in art. 488/1 en 488/2 BW). Dat artikel verwijst echter naar art. 490 BW, waarin de registratie al vermeld wordt, zodat de registratie een inherente voorwaarde voor die verdere gelding betreft. Notaris C. De Wulf schrijft het terecht zo: “De registratie van de volmacht is en van de voorschriften gesteld in voornoemd art. 490 BW. De afwezigheid ervan heeft a contrario voor gevolg dat die volmacht dus wel zou eindigen.” (T. Not. 2013, 265 nr 14).

Deze auteur steunt zich daarbij echter op voorbereidende werken die net het omgekeerde schijnen te bevestigen, nl. de tussenkomst Terwingen die dat amendement als volgt toelichtte: “De registratie kan op elk ogenblik gebeuren. Belangrijk om op te merken is dat eens de lastgever zich kennelijk in de toestand als bedoeld in art. 488-1 BW bevindt, de lasthebber verplicht is om de overeenkomst te laten registreren alvorens zijn opdracht verder te kunnen uitvoeren” (DOC Kamer 53, 1009/002, p. 8-9).

Notaris De Wulf aanvaardt overigens de registratie van volmachten van voor 1 9 2014 na de wilsonbekwaamheid van de lastgever voor zover die al voorzagen dat zij geen einde zouden nemen in geval van wilsonbekwaamheid van de lastgever (T. Not. 2015, 98 nr 53).

Daarbij komt dat een niet-geregistreerde onderhandse lastgeving per definitie geen vaste datum heeft (en dus niet kan bewezen worden als van na 1 9 2014 daterend). Het is evenmin duidelijk hoe de griffie de registratie op aanbieding door een derde (de plaatsvertrouwde of nog een andere aangewezen lasthebber) zou kunnen weigeren om reden van - niet te verifiëren - feitelijke wilsonbekwaamheid van de plaatsvertrouwer.


Onthou dat registratie via notaris of vrederechter een absolute voorwaarde is om dergelijke overeenkomst daterend van na 01 09 2014 mogelijk te maken. Voor de overgangsmaatregelen van ‘lastgevingen’ daterend van voor die datum, zie handboek ‘Kwetsbaren in het nieuwe recht, p. 32 - 34).


(5) In dit vijfde artikel werd in het kader van deze eenvoudigste vorm van overeenkomst voor een loutere vermelding van de principes geopteerd. De notariële praktijk kent zeer uitvoerige modellen waarbij de definities van daden van beheer en beschikking zeer gedetailleerd uitgeschreven worden. Dergelijke lange lijsten van voorbeelden kunnen uiteraard aan dit ontwerp toegevoegd worden of u kan opteren voor een notariële lastgeving.


Tip in verband met alinea 5 (a) van het model:

Vergeet niet dat het ook mogelijk is de overeenkomst te beperken tot de daden van beheer alleen: dan is de plaatsvertrouwde enkel bevoegd voor ‘lopende zaken’. Dat betekent dan wel het risico van een (gerechtelijke) bewindvoering wanneer na de ingetreden wilsonbekwaamheid van de plaatsvertrouwer de verkoop van roerende of onroerende goederen noodzakelijk zou worden.


Tip in verband met alinea 5 (b) van het model:

Hier wordt dus ook de verkoop van onroerende goederen voorzien.

Ik baseer me daarvoor om de commentaar van de m.i. meest gezaghebbende auteur in dat verband, notaris C. De Wulf (artikel in T. Not. 5/2013, p. 262 nr 11), waar hij stelt dat de notariële lastgeving enkel verplicht is wanneer daarin schenkingen voorzien zijn en wijziging huwelijksvoorwaarden. Voor verrichtingen in verband met onroerend goed (en een notariële vorm van de lastgeving daarbij) hanteert notaris De Wulf niet de term “noodzakelijk” maar enkel “aan te bevelen”.

Ook prof. Tim Wuyts vermeldt de onroerende verkoop niet in de lijst voor verplichte notariële vorm (Bijdrage in Patrimonium 2014, Die Keure, p. 269). Wel verwijst prof. Wuyts verder naar de verplichting van art. 2, eerste lid Hyp. Wet, dat voorziet “Alleen vonnissen, authentieke akten en in rechte of voor notaris erkende onderhandse akten worden ter overschrijving aangenomen. De volmachten tot die akten betrekkelijk moeten in diezelfde vorm gegeven worden.”

In het Kluwer-handboek ‘Onbekwaamheid en bescherming’ schrijven Bertouille, Rotthier en Van den Eeden (p. 34 nr 57): “Vermits een algemeen mandaat ook de macht omvat om op te treden met betrekking tot onroerende goederen, dient dit steeds verleend te worden bij notariële akte”.

Evenwel impliceert niet ieder mandaat “met betrekking tot onroerende goederen” ook de verlijding van een akte die moet overgeschreven worden in het Hypotheekkantoor: dit is dus in ieder geval te algemeen gesteld.


Tip in verband met alinea 5 (c) van het model:

Daden van beschikking ‘om niet’ zijn bv. schenkingen kunnen niet in een onderhandse plaatsvertrouwing overeengekomen worden: daarvoor is een notariële ‘lastgeving’ nodig.

Uitzondering daarop: hand- en bankgiften, wijzigingen van de bevoordeelde van een levensverzekeringsovereenkomst) kunnen wél in de onderhandse plaatsvertrouwing geregeld worden, want zij vergen geen overschrijving op het Hypotheekkantoor ( art. 2, eerste lid Hypotheekwet).


(6) In dit zesde artikel voorziet vooreerst een versie met collegiale bevoegdheid voor het volledig patrimonium. Het is uiteraard ook mogelijk de bevoegdheden op te delen en aan verscheidene plaatsvertrouwden toe te wijzen. Echter kunnen ook dan conflicten optreden (bv. bijdrage van het roerend vermogen in grote herstellingen van onroerende goederen).


Uiteraard bestaan ook andere mogelijkheden van beslissingsvorming zoals eenvoudige meerderheid, 2/3 of ¾ meerderheid. Dit kan niet alleen cijfermatig problemen geven (ook na bv. ontslag van bepaalde plaatsvertrouwden). Het gaat er vooral om dat herhaaldelijk afgedwongen ‘stemmingen’ een conflictuele sfeer in de samenwerking kunnen brengen. Wie daarbij in de minderheid gesteld wordt zal wellicht geneigd zijn een beroep te doen op de alarmbelprocedure en veel vrederechters zullen dan geneigd zijn de bescherming te ‘kantelen’ in de gerechtelijke bescherming met een advocaat-bewindvoerder.


De regel van collegiale samenwerking, zoals door de plaatsvertrouwer gewild, geeft zijn voorkeur voor ‘consensus’ aan. Zelfs wanneer die familiale collegialiteit bij delicate beslissingen op de proef gesteld kan worden, impliceert dergelijk aanwijzing vanwege de plaatsvertrouwer een oproep tot dialoog en overleg, daar waar regels van meerderheid bij stemmingen een eerder confronterend en conflictualiserend effect onderling tussen de plaatsvertrouwden kunnen hebben.


Wat overigens de collegiale beslissingsvorming of vorm van meerderheid ook weze, de houdbaarheidsdatum van de buitengerechtelijke bescherming zal steeds bepaald worden door het vertrouwen en de goodwill van de plaatsvertrouwden onderling.


Het is overigens aan de aangesproken vrederechter om zich bij een alarmbelprocedure niet op sleeptouw te laten nemen door het bestaan van onenigheid om meteen tot een eigenlijke bewindvoering te besluiten. Het respect voor de wil van de plaatsvertrouwer gebiedt via overleg pistes te exploreren waarbij combinaties kunnen gevonden worden om de plaatsvertrouwing vooralsnog residueel te laten voortbestaan, hetzij met nieuwe buitengerechtelijke of gerechtelijke vormvoorwaarden, hetzij in combinatie met een gedeeltelijke bewindvoering (bv. wat het onroerend patrimonium betreft).


(7) Dergelijke bepaling als in dit zevende artikel  is noodzakelijk wanneer de bevoegdheden van de plaatsvertrouwden inhoudelijk opgedeeld werd (zie onder nr 6).

Toch bevestigt dit meteen ook dat de buitengerechtelijke bescherming operationeel blijft zolang één (opvolgende) plaatsvertrouwde overblijft.


  1. (8)Deze aanwijzing in het achtste artikel van een vertrouwenspersoon is door de wet (nog steeds ) niet voorzien, maar wel toegelaten en dus facultatief.

Dergelijke aanwijzing versterkt het systeem voor het geval van conflicten.

Graag verwijs ik naar mijn uitvoerige toelichting daaromtrent in het handboek ‘Kwetsbaren in het nieuwe recht’ p. 42 - 45 en mijn in 2019 verschenen  ‘Praktijkgids voor kwetsbaren in het recht’ (p. 130-131).

In het geval van een (alsdan notariële) plaatsvertrouwing waarbij ook mogelijkheden van schenking en wijziging huwelijkscontract of samenlevingscontract ingebouwd worden, lijkt dat echter een must.

Wel is in de laatste paragraaf een toestemmingsvereiste, en dus meteen vetorecht ingebouwd voor wat in de regel de belangrijkste vervreemdingsmogelijkheid betreft, nl. de verkoop van onroerende goederen (maar dan is ook de notariële vorm van de akte van ‘plaatsvertrouwing’ noodzakelijk).


(9) Het negende artikel sluit in deze versie bezoldiging uit. Bezoldiging inzake beheer van modale patrimonia is gelijkaardig aan deze van familiale bewindvoering zodat de voorkeur gaat naar een onbezoldigd mandaat. Ook de gemeenrechtelijke regels van ‘lastgeving’ gaan in die zin want bezoldigde lastgeving geeft aanleiding tot een strengere beoordeling van verantwoordelijkheid.

Bezoldiging kan overigens niet alleen familiale conflicten aanzwengelen, maar ook een fiscaal en sociaalrechtelijk contentieux veroorzaken dat de plaatsvertrouwde wellicht liever vermijdt.

Tot slot moet gewaarschuwd worden voor de ontwijking van het verbod op schenkingen in een onderhandse plaatsvertrouwing via verborgen schenkingen in het kader van overmatige bezoldiging.

Voor wat als ‘normale uitgaven’ wordt aanzien (die vergoed moeten worden) wordt best minstens een summiere boekhouding gehouden.


(10) Het tiende artikel behandelt de mogelijkheid van opzeg of beëindiging van de opdracht. De invoeging van ‘motivering’ bij opzeg of beëindiging van een plaatsvertrouwing, hetzij door een plaatsvertrouwer, hetzij door een plaatsvertrouwde, is een juridische vergissing van de wetgever (en werd ondertussen gecorrigeerd door de wet van 21 12 2018). Dergelijke ‘lastgeving’ kan essentieel steeds ‘ad nutum’ (dus eenzijdig, naar believen) opgezegd worden en een ‘motivering’ daarbij (die door de vrederechter niet echt beoordeeld kan worden) is niet zinvol (zie handboek ‘Kwetsbaren in het nieuwe recht p. 57 – 58).


ADVANCE CARE PLANNING (ACP)


Wat de wet van 17 03 2013 niet verbood, bleef mogelijk. Dat betekent dat naast het financiële luik, ook ‘zachtere’ rechten kunnen geregeld worden via een ruimere overeenkomst van voorzorgsvolmacht of plaatsvertrouwing. Dat gebeurt o.a. in de Angelsaksische traditie van de ‘Living Will’ en Advance Care Planning (ACP).

Dat geeft uw familieleden en o.a. het medisch team een al dan niet bindende ‘road map’ die veel conflicten op extra pijnlijke momenten kan besparen.

De wet van 21 12 2018 heeft dit nu uitdrukkelijk aangemoedigd.

Op het boek ‘Praktijkgids’ en de volgende pagina (met een contract in 11 artikelen)  leest u hier meer over. Ondertussen geef ik u hier een schema mee uit de slide van m’n seminaries van 2017 en 2018.





















TERUG NAAR HET HOOFDMENU BEWINDVOERING : klik hier.


DISCLAIMER:

ook deze blog houdt overeenkomstig de disclaimer (link hier) geen juridisch advies in. Contacteer daarvoor een advocaat of een notaris. Verifieer ook updates van deze pagina of volg mijn Summer School over bewindvoering (data via de home pagina).

BUITENGERECHTELIJKE BESCHERMING: de ‘lastgeving’ ook ‘zorgvolmacht’ genoemd of ... ‘plaatsvertrouwing’.

“Recht spreken kan het verhaal worden waardoor de rechter mens wordt, en de mensen menselijker maakt. Daar wortelt zijn vrijheid, en zijn verantwoordelijkheid.” (*)

G. Rommel, vrederechter St. Gillis B.